van lat. musccus, en dit van de gr. μουσικός mousikós; de vorm f., uit lat. musca, en dit van de gr. μουσική Mousikḗ.
1. adj. met betrekking tot of met betrekking tot muziek. Muziekinstrument. Muziek compositie.
2. m. en f. persoon die de kunst van de muziek kent of oefent, vooral als instrumentalist of componist.
3. ze zijn van Cuba. faurestina.
4. f. melodie, ritme en harmonie, gecombineerd.
5. f. Opeenvolging van gemoduleerde geluiden om het oor te recreëren.
6. f. Concert van instrumenten of stemmen, of beide tegelijk.
7. f. kunst van het combineren van de klanken van de menselijke stem of van de instrumenten, of van beide tegelijk, zodat ze vreugde produceren, roeren de gevoeligheid, of vreugdevol of verdrietig.
8. f. gezelschap van muzikanten die samen zingen of spelen. De muziek van de Koninklijke Kapel.
9. f. muzikale compositie. De muziek van deze opera is van zo ‘ n auteur.
10. f. Verzameling van papers waarop muzikale composities zijn geschreven. De muziek van de kapel is opgeslagen in dit bureau.
11. f. geluid aangenaam voor het oor. De muziek van de wind tussen de takken. De muziek van de stroom water.
12. jij f. pl. Akelig geluid.
13. u f.pl hemelse muziek.
harmonische muziek
Tb. ~ harmonica, P.us.
1. f. vocale muziek.
heavenly music
1. u f.pl. elegante woorden en ijdele beloften die geen inhoud of nut hebben.
harmonische muziek
V. ~ harmonica .
instrumentale muziek
1. f. muziek alleen gecomponeerd voor instrumenten.
lichte muziek
1. f. zeer melodieuze en pakkende muziek, die makkelijker wordt vastgelegd en herinnerd dan anderen.
plain music
1. Gregoriaans.
meetbare Muziek
1. f. orgelzang.
muizenvalmuziek
1. u f.pl. slechte muziek, of geproduceerd door slechte stemmen of onconventionele instrumenten.
ritmische muziek
1. f. muziek waarin het ritmische element overheerst.
vocale muziek
1. f. muziek gecomponeerd voor stemmen, alleen of begeleid door instrumenten.
muziek en begeleiding
1. u f.pl. mensen van lagere kwaliteit in een wedstrijd, tot onderscheiding van de eerste of belangrijkste.
senior musicus
1. directeur van een militaire band.
met goede muziek komt
1. expr. coloq. U. om degene te verwijten die vraagt om een onbeschaamdheid of iets dat de persoon van wie het wordt gevraagd niet tevreden stelt.
met muziek elders
1. expr. coloq. U. om degenen die komen lastig te vallen of met onbeschaamdheid te berispen en te berispen. Ga met de muziek ergens anders heen.
Muziek geven aan doven
1. loc. werkwoord. coloq. Om tevergeefs te werken om iemand te overtuigen.
going the music inside
1. loc. werkwoord. loop de processie binnen.
niet begrijpen van iemand muziek
1. loc. werkwoord. coloq. Om zich niet bewust te zijn van wat hij niet wil horen.
muziekstring
muziekdoos
muziekboek
muziekpapier
music watch