sommigen beweren dat de Bijbel tegenstrijdig is over wie Jozef kocht, of het nu de Ismaelieten of de Midianieten waren. Het argument is dat Genesis 37:28 en 39:1 zeggen dat de Ismaëlieten Jozef kochten, maar Genesis 37: 36 zegt dat de Midianieten Jozef kochten. Er is echter een eenvoudige verklaring die deze vermeende tegenstrijdigheid oplost.
geschriften
de Ismaëlieten kochten Jozef
toen midianitische handelaren voorbijkwamen. En zij trokken Jozef op, en hieven hem op uit den kuil, en verkochten hem aan de Ismaelieten voor twintig sikkelen zilvers. Ze namen Jozef mee naar Egypte.
Genesis 37:28
Jozef nu was afgevoerd naar Egypte, en Potifar, een officier van Farao, de overste der trawanten, een Egyptenaar, had hem gekocht van de Ismaelieten, die hem aldaar gebracht hadden.Genesis 39: 1
de Midianieten kochten Jozef
ondertussen hadden de Midianieten hem in Egypte verkocht aan Potifar, een officier van Farao, de kapitein van de garde.
Genesis 37:36
het antwoord – wie kocht Jozef, de Ismaëlieten of de Midianieten?
Ismaelieten en Midianieten verwezen hier waarschijnlijk naar dezelfde groep mensen
het is waarschijnlijk dat in deze passages, Ismaelieten en Midianieten verwezen naar dezelfde groep mensen. In Richteren 8: 22-26 worden de twee woorden door elkaar gebruikt:
22 Toen zeiden de Israëlieten tegen Gideon: “regeer over ons, u en uw zoon en uw kleinzoon, want u hebt ons gered van de Midianieten. 23 Toen zeide Gideon tot hen: Ik zal over u niet heersen, en mijn zoon zal over u niet heersen.; de Heer zal over je heersen. 24 En Gideon zeide tot hen: Laat Mij u verzoeken: een iegelijk van u geeft mij de oorsierselen van zijn Roof.”(Want zij hadden gouden oorringen, omdat zij Ismaelieten waren. 25 en zij antwoordden: “Wij zullen hen gewillig geven.”En zij spreidden een mantel uit, en ieder mens wierp er de oorringen van zijn buit in. 26 en het gewicht der gouden oorsierselen, die hij verzocht had, was 1.700 sikkelen goud, behalve de sikkelen, en de hangers, en de purperen klederen, gedragen door de koningen der Midianieten, en behalve de halskragen, die om de halzen hunner kemelen waren. Rechters 8:22-26
hier bevrijdde Gideon de Israëlieten van de Midianieten (vers 22), en hij vroeg om de oorbellen van deze mensen die hij net versloeg, en zij worden in vers 24 aangeduid als de “Ismaëlieten.”Dan, in vers 26, de passage gaat terug en zegt dat deze sieraden kwamen van de Midianieten. Dus Midianieten en Ismaëlieten worden door elkaar gebruikt.Achtemeier zegt ook dat “Ismaëlieten” en “Midianieten” waarschijnlijk verwijzen naar dezelfde algemene groep mensen die afstammen van Abraham. Ismaël en Midiah waren beide zonen van Abraham, en het is waarschijnlijk dat hun nakomelingen vermengd met elkaar na verloop van tijd. Achtemeier zegt ook dit:
de term ‘Midianiet’ identificeerde waarschijnlijk een confederatie van stammen die ver buiten dit voorouderlijke thuisland rondzwerven, een gebruik dat de bijbelse verwijzingen naar Midianieten in Sinaï, Kanaän, de Jordaanvallei, Moab en de oostelijke woestijn van Transjordanië verklaart.Achtemeier, Paul J., Harper ‘ s Bible Dictionary, San Francisco: Harper and Row, 1985.
evenzo zeggen Keil en Delitzsch dit:
De verschillende namen gegeven aan de handelaren…niet te zien dat het account is afkomstig uit verschillende legendes, maar dat deze stammen werden vaak beschaamd, en van het feit dat ze leek op die van een ander zo nauw, niet alleen in hun gemeenschappelijke afstamming van Abraham (Gen 16:15 en 25:2), maar ook in de gelijkenis van hun wijze van leven en de constante verandering van verblijfplaats, die vreemdelingen kon nauwelijks onderscheiden, vooral als ze verscheen niet als stammen, maar als Arabische kooplieden, zoals ze hier zijn beschreven als zijnde (1996).
Keil, C. F. en F. Delitzsch (1996), Keil and Delitzsch Commentary on the Old Testament (Electronic Database: Biblesoft), new updated edition.
Meer antwoorden op” tegenstrijdigheden ” in de Bijbel
om meer antwoorden te lezen op vermeende en schijnbare tegenstrijdigheden in de Bijbel, zie “tegenstrijdigheden” in de Bijbel beantwoord.